De voeding van een sportman
|
In alle bladen en boeken
over hardlopen kun je wel wat lezen over voeding in de sport. Je komt dan wel
heel veel verschillende meningen tegen. Al hoewel in grote lijnen toch ook wel
weer vergelijkbaar te weten: veel koolhydraten en weinig vet voor de
wedstrijd.
Onder de lopers zijn
echter veel verschillen waar te nemen. Neem nou Gerard Nijboer, Nederlands beste
marathon man tot op de dag van vandaag, die bekend stond om zijn brandnetelsoep
en uitgekiende eetgewoonten. Zet daar dan de Schot John Graham tegenover, die
stond bekend om zijn hamburger en het drinken van liters cola voor de
wedstrijd.Voor de wedstrijd kun je in de kantines ook vaak heel verrassende
dingen zien. B.v. mensen die nog een mars eten, een gevulde koek, frikandel
speciaal o.i.d. De man van de frikandel ken ik goed en hij vindt het geen
belemmering om vlak voor de wedstrijd nog een frikandel te eten. Toen ik nog bij
mijn ouders woonde waren mijn eetgewoontes heel anders dan die van mijn vader.
Hij at kort voor de wedstrijd nog rustig een bord spaghetti. Als hij dat niet
had gedaan dan liep hij niet lekker. Zelf eet ik op de dag van de wedstrijd
bijna niets, want ik krijg er tijdens de wedstrijd last van.Al met al veel
verschillende manieren van eten voor een wedstrijd. Maar wat is nu een goede
manier?
|
Frequentie en tijdstip van de maaltijden.
|
Bij ons in Nederland is het de
gewoonte om drie keer per dag te eten; een ontbijt, een lunch en een diner.
Daarnaast worden allerlei snacks als tussendoortjes gebruikt. De etenstijden
komen vaak slecht uit met de trainingstijden. Hierdoor komt het dat we als
sporter op de trainingsdagen vaak slecht en onregelmatig eten. Het is geen
uitzondering dat we 's avonds laat, na de training, nog een warme maaltijd
moeten nuttigen. Om de glucosespiegel gedurende de dag op peil te houden is het
beter om meerdere, kleine en licht verteerbare maaltijden te nemen.
|
Voeding voor de wedstrijd
|
Op de wedstrijddagen dient de
glycogeenvoorraad in de spieren en in de lever zo optimaal mogelijk te zijn.
Deze voorraad is afhankelijk van de getraindheid en van de voeding. Bij atletiek
is in de voorwedstrijdperiode, het zogenaamde marathondieet of supercompensatie
dieet bekend. Tot 4 dagen voor de wedstrijd kan worden getraind, waarbij een
koolhydraatarme voeding (ongeveer 20% van het totale energieaanbod) wordt
aanbevolen, waarbij meer vetten en eiwitten worden geconsumeerd. Hierdoor wordt
het spierglycogeen uitgeput. De drie dagen voor de wedstrijd wordt licht
getraind en juist een koolhydraatrijke voeding (60-70%) gebruikt. Door deze
methode wordt als het ware een supercompensatie van de voorraad spierglycogeen
bereikt.
|
Voeding direct voor een wedstrijd
|
De verteringstijd van grote maaltijden
bedraagt minimaal drie uur. Vooral op wedstrijddagen, wanneer deze tijden door
spanningen negatief beïnvloed kunnen worden moet de atleet daarmee rekening
houden. De laatste maaltijd moet daarom een lichtverteerbare (geen vet)
koolhydraatrijke maaltijd zijn. Om het hongergevoel tot de wedstrijd te
bestrijden kunnen kleinere hoeveelheden koolhydraten in de vorm van een boterham
of crackers worden gegeten. Het is niet verstandig enkelvoudige suikers binnen
een uur voor de wedstrijd te nemen, zoals nogal een wordt gepropageerd. Als vlak
voor een wedstrijd te veel suiker wordt genomen, bijvoorbeeld in de vorm van
dekstro-energie of suikerklontjes, wordt extra insuline vrijgemaakt voor de
stapeling van deze glucose. Door de traagheid van dit systeem kan gedurende de
warming-up, als men dus al in beweging is, bijvoorbeeld een koolhydraatrijke
drank worden genomen. Deze suikers zijn dan wel ter beschikking om energie te
leveren. |
Voeding tijdens belastingen
|
Tijdens sport beoefeningen wordt
aanmerkelijk meer getranspireerd dan normaal. Afhankelijk van de duur van de
arbeid, de intensiteit, de pauzes en de omgevingstemperatuur vindt, naast een
groot koolhydraatverbruik, een behoorlijk verlies van vocht en zouten plaats.
Vooral tijdens duurbelastingen moeten deze verliezen zo regelmatig mogelijk
worden aangevuld. Hoe dat moet gebeuren is een sterk individuele zaak. Een
getrainde atleet zweet adequater en is ook zuiniger met het verlies van zouten
(elektrolyten).Vochtgebrek in het lichaam leidt altijd tot prestatieverlies.
Indien pauzes aanwezig zijn kan het vochtverlies, het verlies van mineralen en
vitaminen worden aangevuld met het drinken van vruchtensap, lauwe thee of
bouillon. Als lange duurprestaties moeten worden geleverd zoals bij een
marathon, een triatlon, lange schaats-, fiets- en wandeltochten, enz. moet het
regime erop gericht zijn gedurende de belastingen zo regelmatig mogelijk de
verliezen aan koolhydraten, vocht, mineralen en vitamines te compenseren. Dit
kan het beste gedaan worden met isotone vloeistoffen of elektrolytendranken,
aangevuld met glucose. Deze dranken zijn speciaal in de handel, maar kunnen ook
zelf worden gemaakt. Het voordeel dat een isotone concentratie gemakkelijk en
snel in het bloed wordt opgenomen. Wel moet men aan de soort drank en de
hoeveelheid wennen. Nooit moet veel tegelijk worden gedronken. Ook moet de
temperatuur van de drank niet te hoog of te laag zijn. Slechts bij zeer warme
omstandigheden kan verstrekking van extra zouttabletten of zoute drop
noodzakelijk zijn. Vooral zouttabletten kunnen vervelende maagreacties teweeg
brengen. |
Het herstelproces na belastingen wordt
allereerst gekenmerkt door een herstel van circulatie, ademhaling en
lichaamstemperatuur. Deze fase duurt hooguit 2 a 3 uur. In deze fase dient de
glycogeenvoorraad te worden aangevuld en dienen vocht- en mineraalverliezen te
worden gecompenseerd. Het vocht moet in kleine hoeveelheden, geleidelijk worden
aangevuld. Daarna volgt een langzame fase (de zgn. supercompensatie fase). In
deze fase zien we de effecten van de belasting, die niet alleen door de voeding
gecompenseerd moeten worden, maar ook door een goede verzorging en andere
herstel bevorderende maatregelen. Als de juiste maatregelen genomen worden zien
we de positieve effecten hiervan (supercompensatie) op het lichaam. Qua voeding
is in deze fase een gevarieerde maaltijd met extra koolhydraten en eiwitten aan
te raden. |
Het drinken van een sportman
|
Wanneer moet ik drinken en wat moet ik
drinken?
Van te voren:
Ook hier geldt natuurlijk de regel beter
voorkomen dan genezen.Zorg er daarom voor dat je voordat je begint
genoeg vocht binnenkrijgt door veel te drinken,vooral in warm en vochtig
weer.Traint je 's avonds,dan kun je het beste verspreid over de dag veel
drinken.Drink ook ruimschoots voordat je 's morgens vroeg gaat trainen. De urine
dient tot richtlijn:Het moet blank zijn van kleur.Ziet het er geel en donker uit
dan moet je meer drinken. Tijdens de activiteit: Zodra je begint verlies
je al vocht.Probeer het daarom wanneer het maar mogelijk is op geschikte
momenten tussendoor wat te drinken.bijvoorbeeld iedere 5 km.Hoe meer je zweet
hoe meer je weer moet aanvullen.Neem tijdens de training een bidon of een riem
met flesjes er aan mee dan kun je altijd drinken.Probeer 125 tot 250 ml per keer
te drinken. Na afloop: Drink na afloop van je inspanning zoveel als nodig
is om het verloren vocht aan te vullen.Wacht niet tot je dorst krijgt,aangezien
dit betekent dat je dan al een vocht tekort hebt. Dorst is geen goede graatmeter
voor het gehalte aan lichaamsvocht.Het is zelden dat men teveel drinkt,veel
vaker is het probleem dat men te weinig drinkt. |
Wat voor typen sportdrank zijn er op de markt?
|
Sportdranken kun je in twee groepen
verdeelt worden:Vochtvervangende dranken en koolhydraten/energiedranken.
Vochtvervangende dranken zijn verdunde oplossingen van elektrolyten en
suikers.Het hoofddoel van deze dranken is het vocht sneller aan te vullen dan
gewoon water, al dragen de suikers er ook toe bij dat de bloedsuikerspiegel op
pijl blijft en er glycogeen gespaard
wordt.
Koolhydraten/energiedranken leveren meer koolhydraten per 100
ml dan vochtvervangende dranken.
De koolhydraten zijn merendeels
glucosepolymeren(dextrinemaltose).Het voornaamste doel is nu het aanvoeren van
grotere hoeveelheden koolhydraten, maar met een lagere of gelijke osmotische
druk als de zelfde concentratie glucose.Uiteraard krijgt je er ook vocht mee
binnen.
|
Wat is het verschil tussen hypotone,isotone en hypertone dranken?
|
*een hypotone drank heeft een
relatief lage osmotische druk,wat betekent dat hij per 100 ml minder deeltjes
(suiker en elektrolyten)bezit dan de eigen vochten van het lichaam.Doordat de
drank meer verdund is,wordt hij sneller opgenomen dan water.Gemiddeld genomen
bevat een hypotone drank minder dan 4 gram suiker per 100 ml.
*Een isotone
drank heeft dezelfde osmotische druk als het lichaamsvocht,wat betekent dat
hij ongeveer hetzelfde aantal deeltjes( suiker en elektrolyten) bevat per 100 ml
en daardoor even snel of sneller wordt opgenomen dan water.De meeste commerciële
isotone dranken bevatten tussen 4 en 8 gram suiker per 100 ml.In principe vormen
isotone dranken het ideale compromis tussen het weer aanvullen van vocht en
energie>
*Een hypertone drank heeft een grotere osmotisch druk dan
het lichaamsvocht,aangezien hij per 100 ml meer deeltjes (suiker en
elektrolyten) bevat,dat wil zeggen ,geconcentreerder is Daardoor wordt hij
langzamer opgenomen dan gewoon water.Een hypertone drank bevat doorgaans meer
dan 8 gram suiker per 100 ml. |
De osmotisch druk meet het aantal
opgeloste deeltjes in een vloeistof.Een drank met een grotere osmotische druk
heeft meer deeltjes per 100ml dan eentje met een lage osmotische druk.De
deeltjes kunnen bijvoorbeeld suikers, natrium of andere elektrolyten zijn.De
osmotische druk van een drank bepaalt welke kant op er zich vloeistof verplaatst
door een celmembraan heen(bijv.de darmwand).Drink men iets met relatief grote
osmotische druk,dan stroomt er water vanuit de bloedbaan en darmwandcellen naar
de darmen toe.Bij een drank met een relatief lage osmotische druk is de richting
omgedraaid:nu wordt er water(het drankje) uit de darmen opgenomen in de
darmwandcellen en bloedbaan.Hier is derhalve sprake van netto
wateropname. |
Tijdens de voorbereiding op een
marathon houd ik een week van te voren rekening met wat ik eet. De eerste dagen
eet ik weinig koolhydraten en veel vetten en eiwitten.De laatste drie dagen
wissel ik dat om in weinig vetten en eiwitten en veel koolhydraten; spaghetti,
bami, e.d..
Dit komt dus overeen met de algemene opvattingen in diverse
boeken en bladen.Op de dag van de marathon eet ik niet meer zoveel. Hoeveel ik
eet is afhankelijk van het tijdstip van de start. Als de start om 12.00 uur is
dan sta ik om 7 uur op en dan eet ik twee witte boterhammen, zonder boter, met
jam en daarbij drink een kop thee.Om 10.00 uur eet ik dan nog een witte
boterham met jam, zonder boter.Start de marathon later dan eet ik een of twee
boterhammen meer. Mocht ik tussendoor nog trek hebben in iets dan neem ik een
banaan. Meer eet ik niet wel drink ik de hele morgen door, kleine beetjes
water.
Voor tijdens het lopen zet ik bij
de verversingsposten mijn eigen flesjes neer met mijn eigen voorkeur van
sportdrank erin; born energie. Dit is een koolhydraat drank en houdt het vocht
op peil. Mocht ik bij een verversingspost mijn eigen flesje missen, zeker bij de
grotere marathons gebeurt dit wel eens, dan heb ik altijd nog een zakje
“squeeze”bij me. Dit kan ik in nemen met water.Ik neem altijd mijn eigen spullen
mee omdat ik een zeer gevoelige maag heb en ik kan andere energiedranken slecht
verdragen.Na de marathon kan ik de eerste anderhalf uur niet eten maar wel
drinken. Geen isotone dranken alleen water en thee en daarna volgt……bier. Hierna
schreeuwt mijn lichaam om slecht eten, een lekkere vette hap, alles wat slecht
is, chocola, ijs, patat met veel mayonaise, enz.. Ikzelf vind dat ik dat dan wel
verdiend heb dus op naar de cafetaria.
|
|